Bram Van Stappen

Kanttekeningen bij het fotowerk van Bram van Stappen
Dominique Somers, juni 2010

Bram Van Stappens foto’s zijn nooit geënsceneerd: wat hij vastlegt zijn fragmenten uit een visueel archief met sterk autobiografische inslag, waarin hij zowel zichzelf bevraagt als de condities van het medium aftast. Van Stappen onderzoekt hoe de werkelijkheid verschijnt in het tweedimensionale beeld. Hij schetst het conflict tussen de afgebeelde reële feitelijkheid en de realiteit van het fotografische beeldvlak: opnamen van lege publieke ruimtes treden in zijn werk in dialoog met sterk uitvergrote details van objecten, korrelige portretten en beeldvullende flitsreflecties. Gefragmenteerde texturen en oppervlakken worden in zijn opnamen zonder genade haarfijn vastgelegd. Bakstenen muren transformeren tot een grafisch patroon met moiré-effect. Licht wordt materie, gevels worden blinde schermen. Door het gebruik van een afwijkend fotografisch kader en een desoriënterend standpunt herleidt Bram Van Stappen zijn motieven tot hun meest abstracte vorm. De erosie van de erosie.
Ook de menselijke figuur is in zijn beelden slechts sporadisch aanwezig als anonieme schim. De wazige portretclose-ups die Van Stappen fotografeerde vanuit een voyeuristisch perspectief (portrait series 2, 2010 & safety, 2010) geven in het korrelige van het gepixelde beeld nog maar net de silhouetten prijs van een reeks anonieme autochauffeurs en wegenwerkers. Het gaat Bram Van Stappen hierbij echter om meer dan een esthetisch formalisme op zich. In de eerste plaats fotografeert hij mentale ruimtes: subjectief geladen, gesloten, verontrustend. De onvolledigheid van het gesuggereerde verhaal en het abjecte van de menselijke figuur maken dat de foto’s van Van Stappen nooit definitief zijn: ze blijven open tot voorbij het moment en tot buiten het kader.

Scherpe, zwarte scheuren in een geasfalteerd wegdek ( crac II, 2009), een afgekalfd stukje zeep (still life with soap, 2009): ze worden door Van Stappen met een nietsontziende blik onder de loep genomen. Het zijn illustraties van zijn behoefte om greep te krijgen op het soms onwezenlijke alledaagse, om een bevattelijke microkosmos te extraheren uit een complexe poel van indrukken, sferen, mensen, plaatsen en situaties. De nood ook om zich als mens en fotograaf hierin te positioneren. Onvermijdelijk stoot Bram Van Stappen in deze zoektocht naar een zekere orde in de chaos ook op de beperkingen van zichzelf én van het medium. Dat komt bijvoorbeeld ook letterlijk aan bod in zijn mooie reeksen errors en (de)constructed images (2010): in de afdrukken van beschadigde digitale bestanden verschijnt de slechts gedeeltelijk bewaarde informatie tussen uitgespaarde ‘lege’ beeldstroken of wordt ze overspoeld door een fluorescerende kleurruis. Voor Bram Van Stappen staan het falen en het defect als scheppend en beeldend principe buiten kijf. Via de manipulatie van fouten die het medium met zich mee kan brengen, gaat hij op zoek naar een persoonlijke definitie van de fotografie. ‘Hoe weinig moet een foto tonen voor het een beeld wordt?’, lijkt Van Stappen zich af te vragen. ‘En welke beperkte middelen kan ik hiervoor inzetten?’

Zowel in crac II (2009) als in het haast hypnotiserende werk edges (2009) – een strakke beeldverzameling van het snijvlak tussen twee muren – tracht Van Stappen via de obsessieve herhaling van hetzelfde motief tot een ‘oervorm’ te komen, die als matrijs kan dienen voor een formele en – bij verdere uitbreiding – maatschappelijke structuur. Dat seriële aspect keert wel vaker terug als beeldstrategie in Van Stappens werk. Door middel van de typologie peilt defotograaf naar de mogelijkheden van het medium om in veel van hetzelfde toch nog het singuliere te ontdekken. Van Stappen haakt met dit werk op een doeltreffende en persoonlijke manier in op allerhande wetenschappelijke volledigheidsstudies en conceptuele artistieke praktijken die hierop geënt zijn. Maar ook andere genres vinden hun weg in zijn beelden: zo dragen een aantal van zijn losse werken, waaronder flight of an airplane (2009), het mysterieuze karakter in zich van UFO-foto’s, satellietbeelden of microscopische opnamen. De verkenning van de rekbare afstand tussen de fotograaf en het gefotografeerde vormt hier de constante factor.

Ook in de presentatie van zijn fotografisch werk onderzoekt Bram Van Stappen de mediumspecifieke mogelijkheden van de fotografie. In kleine agenda’s monteert hij zijn verstilde beelden tot een haast filmische ruimte; ze lezen als een draaiboek waarin een scenario zonder onderschriften wordt gesuggereerd. In de laatste reeksen, waaronder sides en deconstructed light (2010), experimenteert Bram Van Stappen dan weer met afdrukken op gerecycleerd ruitjespapier en beduimelde opengescheurde briefomslagen. Grote afdrukken op goedkoop kopieerpapier hangen aan de muur naast ingelijste werken die als kostbaar kleinood gepresenteerd worden. Kleur- en zwart-witbeelden wisselen elkaar af. Kleinbeeld- en middenformaatopnamen worden gecombineerd. Een duidelijke of vooropgestelde hiërarchie tussen de foto’s bestaat er niet. In de wereld en het werk van Bram Van Stappen hangt alles met alles samen. Of dat nu een geruststellende dan wel overrompelende gedachte is, wordt nooit helemaal duidelijk.